terug naar de begin pagina
Terug naar overzicht van "ingezonden gedichten".




De walvis

Hoe kan ik nog in al mijn liefde, bereiken hen, de hoeders van de oceaan.
Zij die met hun krachtige vinnen de wateren orkestreerden
in een oneindig samen gaan

Die schoonheid door mensenogen slecht begrepen in hun gadeslaan.
Het doorklieven van de wateren ontlokte slechts bij weinigen onzer
een emotievolle vreugdetraan

In de glinstering van de avondzon zag je ze in scholen gaan
Die schitterende kleur van blauw en grijs en groen
maar ook van geel en mangaan

Verpest door ’s-mensens ingreep door ruwheid en door eindeloze jacht,
werd een draadloos web van schoonheid tussen zee en grote vissen,
met mateloosheid afgestraft.

Als we dit alles nu aanschouwen gaan we begrijpen wat er is verstoord.
Zij, die grote vissen, die werkelijk van ons houden,
waarom, waarom hebben wij hen toch vermoord.

Zij kunnen nu met hun weinigen, klaarblijkelijk zo minder meer,
want dagelijks verdwijnen zij naar andere oorden
en horen wij hun hoge goddelijke tonen nog slechts een enkele keer

Als de hoeders van de zilte harmonie verdwijnen,
Is de oceaan zichzelf niet meer, al draaiend in ongecontroleerde richting
gaat zij steeds vaker steeds meer te keer.

Aan hen die dit begrijpen, is er een ware – wake up call –
Kom nu met je warme liefde in volle actie
en roep om hulp, doe het op grote schaal.

Want met een juiste toon gezet, in liefde en emotie
Een oproep naar die hoeders van de grote plas, zal ons gebed door hen verhoren.
Waarmee de rust in zee en oceaan weer door hun zachte tonen wordt herboren.

Karel D. Jongepier - 5 augustus 2008